De saneering van het Oude Land
Door J.G.A. VAN HOGERLINDEN
Met de afbraak van de laatste boerderij aan de Boekhorstenstraat is de saneering van het Oude Land in haar geheel tot stand gekomen.
Vroeger waren aan de Westzijde van den verbindingsweg tusschen Steen- en Spykerstraat groot, moestuinen en bouwland. De warmoezeniers alhier waren bekend voor hunne groenten, vooral bloemkool en salade. Een van de bekendste was de vader van prof. dr. H. A. Lorentz aan de Velpersteenstraat (in het huis, thans bewoond door den heer Balk no. 36—38a).
Oorspronkelijk behoorde dit land by’ den Boekhorstermolen aan de beek, waar later het Geldersche Spyker lag. Het was in oude tijden eigendom van de familie Buckhorst (ook Boekhorst), van wie een lid, Florensma, omstreeks 1600 gehuwd was met Johan Sloet. Deze gaf de Boekhorsterbeek in 1604 in erfpacht aan de stad, die de beek liet uitwateren in de Louwersgracht, ongeveer waar thans Muss Sacrum is gelegen.
De zooeven genoemde verbinding tusschen Steen- en Spijkerstraat werd later (1778) genoemd Smoorpotslaan; de gemeente *gaf aan deze op 6 Juli 1861 den naam van Boekhorstenstraat. Hier verrezen kleine woningen voor den arbeidenden stand achter de groote kapitale huizen van den Velperbuitensingel; in den loop der tijden ontstonden daar zystraatjes, als Boekensteeg, Jeruzalemsteeg, Buurtstraat, Kipstraat, Haanstraat, terwyl het Oostelijke gedeelte Nieuwe Land (later Wijkstraten) en Oude Land waren geheeten. Reeds in 1872 werd in den raad een rapport behandeld betreffende woningen, wier bewoning voor de gezondheid nadeelig was, naar aanleiding van een verslag van den inspecteur van het geneeskundig staatstoezicht, dr. W. F. P. Kiehl te Utrecht, aan de hand van onderzoekingen door dr. J. G. de Voogt te Arnhem, secretaris van de toezichtscommissie.
In dit stadsgedeelte waren slechte woningen langzamerhand gebouwd, dikwerf met een woonvertrek, waarin een privaatton.
De gemeenteraad besloot dan ook reeds in 1890 een aantal woningen in de Jeruzalemsteeg (152, 153, 154, 155) nadeelig voor verdere bewoning te verklaren; in 1906 kocht „Openbaar Belang” een 31-tal woningen aan het Oude Land.
Sedert 1890 was bij Gemeentewerken een inspecteur van de bouwpolitie, in 1908 opgevolgd door den heer Keurschot als inspecteur van het Bouw- en Woningtoezicht, terwijl sedert 1924 een Dienst voor Bouwtoezicht en Woningvoorziening tot directeur heeft den heer J. Schultte Nordholt.
Sedert dien tyd zijn een 150-tal woningen aangekocht en afgebroken. Deze woningen, vooral sedert 1860 gebouwd, zijn zoo goed als alle verdwenen, ook die achter de Bank van Leening.
Wat betreft het afgebroken pand 63 aan de Boekhorstenstraat (de boerdery), is mij gebleken, dat dit voor 100 jaar behoorde aan den rentenier Jan Willem Evers (1838), daarna aan den metselaar Carel IJasselbach (1841), vervolgens aan den koopman Johannes Andreas Rensen (1847), later aan diens weduwe en in 1868 aan A. J. T. Hofman, vervolgens aan de familie Hendrikx en in 1936 door erfenis aan mevr. Schure geb. Marssan; in 1939 heeft de gemeente het pand gekocht met een aantal andere woningen.
De laatste bewoner was J. H. Janssen, thans huurder van de Teerplaats aan den Zypendaalschen weg bij Sonsbeek, die zyn bedryf van landbouwer en melkhandel aldaar heeft overgebracht. Vóór hem heeft in de Boekhorstenstraat in genoemd pand een dertigtal jaren de familie Beekman gewoond.
Een woord van lof voor de autoriteiten, die op advies der bevoegde ambtenaren de krotten in dit stadsgedeelte heeft laten opruimen.
— ~~ —
tot zover het artikel uit de Arnhemse Courant 5 januari 1940.
N.B. Een ‘warmoezenier‘ is synoniem voor tuinier, groentekweker, tuinbouwer, tuinder, groente- en fruitteler.